Ruim dertig jaar geleden ontdekte ik Marokko, het land van herkomst van een paar “gastarbeiders” uit mijn buurt in Limburg. De kennismaking met de mensen, de natuur en de cultuur was overweldigend. Ondertussen ben ik er al jaren getrouwd, heb er familie en vrienden, een thuis.
Voor velen van daar is mijn land van herkomst vandaag hun land van aankomst. Zo ver als Marokko toen was, zo dichtbij lijkt het nu. De gastarbeider, later immigrant en allochtoon, is nu mijn landgenoot. Hij en ik delen dezelfde landen van aankomst en herkomst. Maar welk vaderland we wensen is voor ons beiden nog niet duidelijk. Een kwarteeuw geleden stond in onze bibliotheken één Marokkaans boekje in het Nederlands vertaald en samengesteld door Joris Iven. Wat later maakte ik voor BRT-3 een radioreeks over Franstalige literatuur in Marokko en kreeg één reactie van een jonge Marokkaanse dichter die zich in België miskend voelde. Toen Joris en ik in 1987 dit boek samenstelden, raakten we het manuscript aan de straatstenen niet kwijt. Het tij keerde. In een televisieprogramma en op scholen werden mijn echtgenote en ik opgevoerd als gemengd koppel. Bij een zeldzame passage van een Marokkaanse dichter in Vlaanderen en in Nederland werden we gevraagd om vertalingen voor te dragen. Her en der in avondscholen gaven Joris en ik “les” over Marokko en zijn cultuur. Samen met etnomusicoloog Herman Vuylsteke trok ik ettelijke keren op expeditie naar Marokko, vulden we uren van uitzendingen met traditionele muziek op Radio 3 en organiseerden concerten met ingevlogen ensembles. Marokko was toen nogal sexy. Na de eb kwam de vloed. De Marokkaanse gemeenschap in ons land groeide. Voor velen ging het exotisme hier over in ergernis of erger. Joris en ik trokken ieder een andere richting uit. Mijn weg leidde naar Tanzania, Saoedi-Arabië, Jordanië, Canada en de Verenigde Arabische Emiraten. Kwam ik zo nu en dan naar huis, dan was dat even vaak in Marokko als in België. De overgang van de derde of vierde generatie Marokkanen naar de eerste of tweede generatie nieuwe Belgen heb ik gemist. Maar de vriendschappen die ik aan de voorbereiding van dit boek in Marokko overhield, Abdellatif Laâbi en zijn kring uit de jaren zeventig en tachtig, en hun Arabischtalige erfgenamen zoals Abdallah Zrika en Mohammed Bennis, bleven moeizaam overeind. Van anderen las ik alleen nog de boeken en ... de doodsberichten. Mohammed Khair-Eddine was pas 51 toen hij op 18 november 1995 overleed. Driss Chraïbi stierf op 1 april 2007 in Frankrijk; hij bleef jong tot voorbij zijn 80ste. Abdelkebir Khatibi ging heen op 16 maart 2009. In november 1999 doofde Paul Bowles in Tanger uit. De vertellers die hij ontdekte en als eerste vertaalde, zouden hem amper overleven: Mohamed Shoekri overleed op 15 november 2003 en Mohammed Mrabet vier jaar eerder. In 1999, op 23 juli, tijdens mijn zoveelste verblijf in Casablanca, stierf ook de Marokkaanse Koning Hassan II. De zogenaamde jaren van lood waren nu definitief voorbij. Sinds het begin van de jaren negentig had hij zijn onderdanen toegelaten wat vrijer te ademen; na jaren van repressie had hij honderden politieke gevangenen vrijgelaten. De schrijvers die de voorbije decennia met schuim op de stem om een identiteit en vrijheid hadden geroepen, bleven verweesd achter. Sommigen werden stil, anderen gingen op zoek naar een nieuw programma. Abdellatif Laâbi, die ook literair sterk overleeft, blijft zijn hoop in verzen verwoorden, alleen wat meer melancholisch en nostalgisch. Na zijn vrijlating, vrij gekozen ballingschap en een mislukte poging om in zijn land een uitgeverij op te richten, verdeelt hij nu, voor en na vele reizen, zijn tijd tussen Frankrijk en Marokko. Onder troonopvolger Mohammed VI gingen anderen hun stem verheffen. Op de terugweg vulde mijn koffer zich niet langer met geëngageerde poëzie en romans, maar met getuigenisliteratuur van hen die onder de repressie geleden hadden: o.m. de hele familie Oufkir, de gebroeders Boureqat, het echtpaar Serfaty, Ahmed Marzouki. Zoals wel vaker in zijn buitenlandse carrière als gevierd Marokkaans auteur surft Tahar Ben Jelloun graag op hoge golven. Dit keer leende hij zijn pen aan een overlevende van de kerkers in Tazmamart, haalde nog eens de bestsellerlijsten maar vergat afspraken over auteursrechten met zijn onderwerp te maken. Abraham Serfaty, na vele jaren van opsluiting als stateloze door Hassan II het land uitgejaagd, mocht van de zoon als Marokkaan naar huis komen. Maar deze boeken pasten niet in mijn therapie. Ik bleef verder zoeken. Stilaan aangetast door heimwee. Na bijna 20 jaar van omzwervingen keerde ik in 2007 voor een paar jaar terug naar Brussel. De cultuurschok was groter dan in Casablanca. Dit was niet mijn Marokko. Maar hoe aangenaam was het om nog eens op Abdellatif Laâbi te stoten. In Schaarbeek staat een kunstwerk van beeldend kunstenaar Christophe Terlinden, gebaseerd op één van zijn gedichten. Bart Vonck heeft een selectie van zijn werk in het Nederlands vertaald in Het continent van de Gave. Hoe fijn vonden we het om weer op te trekken met Abdallah Zrika die als auteur-in- residentie te gast was in Villa Hellebosch in Vollezele. Samen met o.m. de Vlaamse Rachida Lamrabet trok hij hier en daar op schrijverskaravaan onder het thema Zelfportret van een Ander. Zrika, Lamrabet: hij van ginder, zij van hier. En toch plaatsen we hen voor een spiegel. Omdat wij dat zo graag doen. Zoals we iedere Abdallah en Rachida voor onze spiegel willen krijgen. Om hen te tonen wie van waar komt en waarheen ze moeten gaan. Toen Joris me in Griekenland terugvond en aankondigde dat deze bestofte teksten uitgegeven waren, was ik niet meteen enthousiast. De geëngageerde literatuur is ook in Marokko al lang dood. Jonge schrijvers vechten er even hard als hier om boven het lawaai van televisie en reclame uit te komen. Heeft De Kalligrafie van de Schreeuw als tijdsdocument toch waarde dan is het als vergeelde momentopname van ergens onderweg op zoek naar een behouden thuiskomst. In eenzelfde vaderland als we dat wensen.
0 Comments
|
Posts may evolve in articles, or vice versa. Archives
January 2024
Categories |