“Ze zullen hem begraven in het dal van de Vlierbeekabdij, bij de witte kerk met de bolvormige toren die vanuit Oostenrijk naar hier schijnt te zijn overgekomen.”
Met die zin doet de Vlaamse schrijfster Loekie Zvonik haar debuutroman uit 1975 toe. Als Hermine Zvonicek werd ze geboren in Gent op 17 januari 1935; ze heeft lang in mijn Limburgse dorp gewoond. Hoe heette de hoedenmaker? is een doorzichtige sleutelroman. Didier, reisgenoot van Hermine in het boek, is een auteur die door zelfmoord is geobsedeerd. Een paar maanden nadat de oude studiegenoten elkaar opnieuw hadden opgezocht en tijdens een literair congres in Wenen een affaire hadden, stapt de schrijver Dirk de Witte, op 27 december 1970, op zijn berg in Kessel-Lo bij Leuven, in zijn auto en uit het leven, uit dat van Zvonicek en uit dat van zijn vrouw, Anne Hoegaerts. Figuurlijk werd ik aan het trio voorgesteld toen ik in de vroege jaren tachtig De Laatste Deur, Zelfmoord in de Nederlandse Letteren van Jeroen Brouwers kocht. Ik heb toen dorpsgenote, lerares en schrijfster Zvonicek nog proberen te interviewen maar de witte bungalow op de heide bleef toe. Onlangs kreeg ik de nieuwe en herziene editie, de vijfde druk, van De Laatste Deur cadeau. Ook koester ik nog altijd de derde druk van Hoe heette de Hoedenmaker? Zoals bibliotheken soms kerkhoven zijn en graven boeken staat op de omslag de foto van een oude grafversiering: een kruis van emaillen witte rozen. Dirk de Witte was niet in graven geïnteresseerd, behalve misschien in dat ene in zijn geboortedorp. Toen Didier op de universiteit vertelde dat zijn wieg in Sint-Amands stond, kreeg hij, volgens Zvonik, deze reactie: “Zeer goed zei de professor en knikte, als in een zegening, alsof het wonen te Sint-Amands, aan de Schelde, iemand voorbestemde om zegeningen te ontvangen, zeer goed, en begon links en rechts te informeren wie dan wel begraven lag in het Scheldewater te Sint-Amands.” Zijn korte leven lang was Dirk de Witte niet op zoek naar graven maar naar de ideale methode om dood te gaan. Hij zocht vooral in boeken van schrijvers-zelfmoordenaars zoals Heinrich von Kleist, Cesare Pavese, Stig Dagerman. De techniek om zich efficiënt in een auto te vergassen beschreef hij in zijn laatste verhaal: hij had erover in een krant gelezen, misschien zelfs in Wenen. Ook daar dacht Didier/Dirk niet aan zijn graf maar alweer aan dat van Verhaeren: “Onderaan de heuvel ligt de Donau. Breed en kalm. Hij doet denken aan de Schelde te Sint-Amands, rust, vrede, maar ook modder en afval, en waar Emile Verhaeren begraven ligt, bijna in het water en bij springvloed klimt de stroom zeker over zijn tombe, zodat de letters verdwijnen: ‘Ceux qui vivent d’amour, vivent d’éternité’.“ Zoals de dichter Heinrich von Kleist zijn ex-geliefde Henriëtte Vogel met een dubbele zelfmoord naar een gemeenschappelijk graf aan de Wannsee bij Berlijn heeft meegenomen, zo wilde Didier zijn Hermine met zijn zelfmoordobsessie infecteren. Maar ze had hem door en keerde na Wenen naar haar leven en haar man terug. Op zijn laatste reis nam de Witte dan maar zijn hond mee. Dat hij niet zijn surrogaat Henriëtte, Hermine, had geïnfecteerd maar zijn vrouw Anne, heeft hij gemist. Zeven maanden na de zelfmoord van haar man stapte zij op 27 juli 1971 voor haar laatste reis, in zijn auto en paste dezelfde methode toe. Zij nam de kat mee. Een dubbele zelfmoord, dan toch, en in uitgesteld relais. Brouwers vindt dat men Dirk de Witte niet herinnert vanwege de literatuur die hij heeft gemaakt, maar vanwege zijn zelfmoord. Meedogenloos is hij voor de literaire erfenis van zijn vroegere vriend en rivaal-verzamelaar van zelfmoordverhalen. Sint-Amands is te klein voor twee grote schrijvers, zo maakt hij hem nog af. Maar misschien zijn we de Witte ook vergeten omdat hij niet genoeg voor de liefde had geleefd, zo schrijf ik Verhaeren nog na. De zin die als echo in het dal van de Vlierbeekabdij weerklinkt, werd eerder gelanceerd in Hoe heette de Hoedemaker? “Mooi is het daar, zegt hij. Om de kerk heen ligt een begraafplaats achter een brokkelige muur en er is een tuin met een landelijke herberg en ijzeren stoeltjes onder hoge bomen. De kerk met de bolvormige toren staat wit en geel in de schemering en de verre straatverlichting, en schijnt vanuit Oostenrijk naar hier gekomen.” Aan de ingang van het kerkhof, achter diezelfde brokkelige rode bakstenen muur, hebben Dirk de Witte en Anneke Hoegaerts, onder één steen, lang in de schaduw van een boom gelegen. Vandaag steekt alleen de afgezaagde stronk aan de rechterbovenhoek boven het graf uit. Onder de ondergaande zon weerspiegelt de toren van de voormalige abdijkerk op het zwarte marmer. Onder een simpel kruis staan alleen hun namen, elk met een dubbel jaartal. Citerend uit de afscheidsbrieven van Henriette Vogel en Heinrich von Kleist, ziet Brouwers ze daar liggen: “samen, dat wil zeggen, elk apart.” Hermine Zvonicek stierf op 17 augustus 2000 in het Sint-Salvatorsanatorium in Hasselt; ze was vijfenzestig. Haar as werd er verstrooid op de begraafplaats Kruisveld. Op 9 juni 2006 overleed haar echtgenoot; zijn as werd aan hetzelfde veld toevertrouwd. “Samen, dat wil zeggen, elk apart.” Loekie Zvonik woonde in mijn dorp; ik heb er lang tevergeefs naar haar graf gezocht.
1 Comment
|
Posts may evolve in articles, or vice versa. Archives
January 2024
Categories |